Soms kan het wat saai zijn om rechttoe rechtaan te zeggen wat je wilt zeggen. Je kunt heus wel eens iets anders in je tekst verwerken, bijvoorbeeld een spreekwoord. Je moet je dan wel afvragen of je doelgroep daarvoor geschikt is. Zeker als je op B1-taalniveau schrijft, kun je spreekwoorden maar beter achterwege laten. Gelukkig zijn er manieren om je tekst toch op een boeiende manier te schrijven, waaronder met stijlfiguren. In dit blogartikel laat ik je zien welke stijlfiguren er zijn en hoe ze werken.
In dit artikel:
Wat is een stijlfiguur?
Een stijlfiguur vormt een taalkundig onderdeel dat gebruikt wordt om tekst treffender en sprekender te maken. Ze worden vaak ingezet bij literatuur en poëzie, maar ook in andere soorten tekst (en zelfs in spreektaal) vind je ze vaak terug.
Stijlfiguren helpen met het trekken van aandacht, beelden te creëren en betekenissen te verwerken. Je kunt ze op een subtiele manier inzetten om je tekst levendiger te maken. Op deze manier houd je je lezer langer geboeid.
Er zijn 3 hoofdsoorten stijlfiguren: rijm, herhaling en tegenstellingen. Deze stijlfiguren zijn onder te verdelen in verschillende subfiguren.
Stijlfiguur 1: rijm
Misschien denk je bij rijm al gauw aan Sinterklaasgedichten. (Ik wel, maar ik ben dan ook een grote fan van pakjesavond, guilty.) Rijm kun je op zoveel meer manieren toepassen dan op de ‘traditionele manier’. Het draait erom dat twee woorden een overeenkomstige klank hebben. Dit hoeft overigens niet noodzakelijk aan het einde van een zin te zijn.
Eindrijm
Een veelvoorkomende vorm van rijm is eindrijm. Hierbij plaats je de rijmende woorden aan het eind van de (sub)regels.
Voorbeelden van eindrijm:
- Het was een zonnige dag in mei. De koeien loeiden vrolijk in de wei.
- Kees is heel bedreven. Al om middernacht had hij zich ingeschreven.
Er zijn verschillende varianten van eindrijm. Ze worden vaak aangeduid met schema’s als AABB CCDD, ABAB CDCD of AAAA. Elke letter staat voor de rijmende klank die in die regel wordt gebruikt.
Voorbeeld van eindrijm in een liedtekst:
De zoute zee slaakt een diepe zilte zucht
Boven het vlakke land trilt stil de warme lucht
Hé, iemand slaat soms onverwacht maar zeker op de vlucht
Alarmfase Twee is hier nauwelijks nog berucht
Maar men weet het niet
En zwijgt van wat men hoort en ziet
(Songtekst: Aan de kust, BLØF. Rijmschema: AAAABB)
Beginrijm (alliteratie)
Beginrijm zorgt voor ritme in je tekst. Bij beginrijm begin je meerdere woorden in een zin met dezelfde klank. Dit wordt ook wel alliteratie genoemd.
Voorbeelden van beginrijm:
- De snelle slak sloop stiekem over het zachte zand.
- Bonte bloemen bloeiden in de heldere ochtendzon.
- De klaterende kreek kabbelt rustig tussen de kiezels door.
- De dartelende dolfijnen dansten door de diepblauwe zee.
Binnenrijm
Als rijmende woorden binnen één regel samenvallen, spreken we van binnenrijm.
Voorbeelden van binnenrijm:
- De kat met flaporen ving een rat in het donkere gat.
- De kinderen zongen luid en blij, toen ze de kippen zagen op de boerderij.
- Als de woorden binnen zinnen rijmen, noem je dat binnenrijm.
Stijlfiguur 2: herhaling
Herhaling zie je als stijlfiguur vaak terug, de ene keer opvallender dan de andere keer. Het kan bijvoorbeeld gaan om herhaling van hetzelfde woord, maar ook van een synoniem. Hierbij geldt: één keer herhalen is goed, maar vaker is beter. Herhaling zorgt voor een ritme, als een aanstekelijk zomerliedje dat maar niet uit je hoofd gaat.
Anadiplosis
Bij anadiplosis herhaal je woorden van het einde van een regel aan het begin van de volgende regel.
Voorbeelden van een anadiplosis:
- Zijn woede was ontembaar. Ontembaar als een leeuw.
- De bomen fluisterden met de wind. De wind die de geheimen van de bomen deelde.
- Hij wil alleen maar fietsen. Fietsen en rennen. Rennen voor wat hij waard is.
Anafoor
Een anafoor bestaat uit het herhalen van één of meerdere woorden aan het begin van opeenvolgende regels.
Voorbeelden van een anafoor:
- Ik schrijf om te leren. Ik schrijf om te groeien.
- Met elke stap voelde ze de vrijheid. Met elke stap liet ze het verleden achter zich.
- Hij zocht naar antwoorden. Hij zocht naar betekenis.
Epifoor
De epifoor lijkt veel op de anafoor, maar hier ligt de herhaling juist aan het einde van de zin.
Voorbeelden van een epifoor:
- Het voorgerecht was heerlijk. Het hoofdgerecht was heerlijk. Ook het toetje was heerlijk.
- Woorden zijn krachtig. Zinnen zijn krachtig. Tekst is krachtig.
- Ik kijk naar de bomen. De mooie groene bomen.
Parallellisme
Als opeenvolgende zinnen dezelfde opbouw of vorm hebben, spreek je van een parallellisme. Soms worden dezelfde woorden letterlijk herhaald, maar dat is niet altijd het geval.
Voorbeelden van een parallellisme:
- Hij kwam. Hij zag. Hij overwon.
- Spreken is zilver, zwijgen is goud.
- Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.
- Daar gaat ze, en zoveel schoonheid heb ik nooit verdiend.
Daar staat ze, en zoveel gratie heb ik nooit gezien.
(Songtekst: Daar gaat ze, Cluseau)
Pleonasme
Sommigen beschouwen pleonasme als ‘fout’, omdat je hiermee een woord toevoegt dat al in een ander woord besloten ligt. Je gebruikt het dus eigenlijk dubbelop. Dit kan gezien worden als overbodig taalgebruik, maar het kan ook juist extra nadruk leggen op wat je wilt overbrengen.
Voorbeelden van een pleonasme:
- Witte sneeuw. (Sneeuw is altijd wit.)
- Hij viel naar beneden. (Leve de zwaartekracht: vallen gaat altijd naar beneden.)
- De ronde cirkel was perfect symmetrisch. (Een cirkel is altijd rond en symmetrisch.)
- Samenwerken met elkaar. (Samenwerken doe je per definitie met elkaar.)
Tautologie
Bij tautologie herhaal je de uitdrukking van hetzelfde in andere woorden. Op deze manier wordt de betekenis twee keer uitgesproken.
Voorbeelden van een tautologie:
- Gratis en voor niets.
- Voor eeuwig en altijd.
- Vast en zeker.
Chiasme
Een chiasme bestaat uit een herhaling gecombineerd met een omkering. Denk aan een kruisvorming met woorden of synoniemen. Een chiasme wordt daarom ook wel een kruisstelling genoemd.
Voorbeelden van een chiasme:
- De eersten zullen de laatsten zijn, en de laatsten zullen de eersten zijn.
- Leef je om te werken of werk je om te leven?
- Lachen zonder zorgen, zorgen zonder lachen.
Stijlfiguur 3: tegenstelling
Naast herhalingen kom je ook tegenstellingen vaak tegen in teksten. Door juist tegengestelde woorden te gebruiken, kun je bepaalde zaken extra nadruk geven.
Antithese
Bij antithese verbind je twee tegengestelde begrippen, waardoor contrast ontstaat.
Voorbeelden van een antithese:
- In goede en slechte tijden.
- Dames en heren, …
- Van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat.
Paradox
Bij een paradox lijken woorden of zinnen in eerste instantie met elkaar in tegenspraak te zijn. Maar wanneer je er langer over nadenkt, vallen ze op een logische manier samen. Je noemt een paradox daarom ook wel een schijnbare tegenstelling.
Voorbeelden van een paradox:
- “Het enige wat ik zeker weet, is dat ik niks weet.” – Socrates
- Alleen door te verliezen, kun je echt winnen.
- Het leven is te kort om tijd te verspillen.
Oxymoron
Bij een oxymoron combineer je twee woorden die letterlijk elkaars tegenstelling zijn. Het contrast in betekenis is voelbaar.
Voorbeelden van een oxymoron:
- De ongekroonde koning.
- Oorverdovende stilte.
- Een haat-liefdeverhouding.
Met deze kennis van stijlfiguren en hun toepassing wordt schrijven een heuse creatieve speeltuin. Speel met je woorden en ga op ontdekking in de wondere wereld van stijlfiguren!
Kom je er niet helemaal uit? Ik help je graag bij het schrijven van jouw volgende toptekst!